Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 56

Psalmen

Index

Hoofdstuk 57

1

 Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat deverdervingen zullen voorbij zijn gegaan. 

 


2

 Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste, tot God, Die het aan mij voleinden zal. 

 


3

 Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheidzenden. 

 


4

 Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard. 

 


5

 Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. 

 


6

 Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden in gevallen. Sela. 

 


7

 Mijn hart is bereid, o God! mijn hart is bereid; ik zal zingen, en psalmzingen. 

 


8

 Waak op, mijn eer! waak op, gij, luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken. 

 


9

 Ik zal U loven onder de volken, o Heere! ik zal U psalmzingen onder de natien. 

 


10

 Want Uw goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken. 

 


11

 Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. Psalmen 58 

 


Psalmen 58

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: