Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 29

Psalmen

Index

Hoofdstuk 30

1

 Een psalm, een lied der inwijding van Davids huis. Ik zal U verhogen, HEERE, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden over mij niet verblijd. 

 


2

 HEERE, mijn God! ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen. 

 


3

 HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. 

 


4

 Psalmzingt den HEERE, gij Zijn gunstgenoten! en zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid. 

 


5

 Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich. 

 


6

 Ik zeide wel in mijn voorspoed: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid. 

 


7

 Want, HEERE! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt. 

 


8

 Tot U, HEERE! riep ik, en ik smeekte tot den HEERE: 

 


9

 Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen? 

 


10

 Hoor, HEERE! en wees mij genadig; HEERE! wees mij een Helper. 

 


11

 Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord; 

 


12

 Opdat mijn eer U psalmzinge, en niet zwijge. HEERE, mijn God! in eeuwigheid zal ik U loven. Psalmen 31 

 


Psalmen 31

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: